De transcriptie

 

 

De editie Weddige 2002 berust op een over het algemeen zeer betrouwbaar afschrift van H. Aan de hand van de editieprincipes (zie WeIn, p. LXXVIII-LXXXII) en de paleografisch-codicologische voetnoten onderaan de tekst (WeNo) kan de lezer voor een groot deel reconstrueren wat er in het handschrift staat en welke veranderingen de uitgever[1] heeft doorgevoerd. Toch blijven er een aantal vragen open, bijvoorbeeld wat betreft het gebruik van hoofdletters en kleine letters, de interpunctie en de abbreviaturen. Als kritische lezer heeft men vaak bij een aantal details de behoefte om te bekijken hoe het er in het manuscript zelf uit ziet. Dat heeft ons ertoe gebracht een nieuw afschrift van het complete handschrift te maken. We streven een zogeheten „diplomatisch afschrift“ na, d.w.z. een kopie die het handschrift zo precies mogelijk in modern schrift weergeeft. Dit laatste is natuurlijk een ideaal, dat nauwelijks te bereiken valt, maar dat wordt goed gemaakt door het feit dat de lezer desgewenst steeds op het facsimile kan teruggrijpen. Correctie van eventuele fouten zijn altijd welkom.

Bij het transcriberen hebben we een aantal conventies aangehouden, die het gevolg zijn van een paar bijzonderheden van het schrift van Ludwig Flúgel.

Letters en allografen[2]: Zover ze onderscheidbaar zijn, werden hoofdletters in het manuscript steeds met hoofdletters in de transcriptie weergegeven. Hetzelfde geldt voor kleine letters. Rode initialen en lombarden worden in de transcriptie met vet gemarkeerd. Hoewel het verschil tussen een aantal allografen in veel gevallen voor de lezer verregaand irrelevant is, hebben we deze letters – voor zover het moderne toetsenbord het toelaat – zo precies mogelijk weergegeven. Het verschil tussen de diverse vormen van de -s-, de -r- en de -d- daarentegen werd verwaarloosd. De typisch Duitse -ß-, een combinatie van een lange -s- en een -z-, is behouden.

Diacritische tekens: Ludwig Flúgel gebruikt een aantal tekens en tekencombinaties, die vandaag de dag niet meer gangbaar zijn. Het gaat bijvoorbeeld om superscripte letters (bijvoorbeeld een -a- met een -e- erboven, een -u- met een kleine -o- erboven, een -v- met een accent aigu enz.). Zover dat mogelijk was hebben de technici van het Huygens ING deze tekens speciaal voor deze editie gecreëerd. Soms is het verschil tussen de afzonderlijke tekens in het handschrift moeilijk te onderscheiden. De pas genoemde -u- met een superscripte kleine -o- verschilt soms nauwelijks van dezelfde letter met een superscripte -e-. We hebben steeds geprobeerd om het origineel zoveel mogelijk te volgen, maar we zijn graag bereid om toe te geven dat over talrijke gevallen behoorlijk gediscussieerd kan worden, terwijl ook Flúgel zelf verre van consequent is in het gebruik ervan. Boven de -u- vindt men bovendien soms een accent aigu, soms een accent grave. Dit verschil werd overal ten gunste van een accent aigu geneutraliseerd omdat Ludwig Flúgel, zover we dat kunnen beoordelen, beide mogelijkheden compleet willekeurig door elkaar hanteert.[3]

Afkortingen: De opgeloste abbreviaturen worden in de diplomatische tekst gecursiveerd weergegeven. In het facsimile kan men zien welk afkortingsteken de kopiist gebruikt heeft. Voor het oplossen van de abbreviaturen is steeds gekeken naar plaatsen in de omgeving waar het betreffende woord voluit is geschreven.

Interpunctie: Het handschrift vertoont op talrijke plaatsen dunne schuine streepjes die zinsstructurerende betekenis hebben. Soms vervullen deze bij enjambementen de functie van een punt tussen twee zinnen, soms scheiden ze hoofd- en bijzin of de inleidende hoofdzin van de volgende directe rede. We hebben deze streepjes – zover ze niet aan onze aandacht ontsnapt zijn – als schuine strepen in de diplomatische tekst weergegeven. We wijzen er nog op dat bij citaten in de noten eveneens schuine strepen zijn gebruikt, maar dan als begrenzingstekens voor verzen. Deze hebben daar dus een andere functie dan in de hoofdtekst.

Schrappingen en expungeringen: Correcties van de kopiist door middel van doorhaling van woorden of het plaatsen van punten onder de te elimineren letters hebben we in de transcriptie in de mate van het mogelijke door middel van doorgestreepte letters weergegeven. De betrokken plaatsen worden in de noten beschreven en indien nodig nader toegelicht.

Toevoegingen van de kopiist: Ludwig Flúgel heeft hier en daar woorden of letters superscript of in de marge toegevoegd. Hij maakt daarbij vaak gebruik van verwijstekens.[4] We hebben de toe te voegen woorden of letters steeds meteen op de geïntendeerde plaats neergezet en de toevoeging in de noten beschreven. Toevoegingen van andere hand worden in de noten gesignaleerd maar niet in de tekst opgenomen.

Verplaatste verzen: Een aantal keren heeft Flúgel een verspaar in de verkeerde volgorde gekopieerd. In dit geval geeft hij in de regel in de marge de juiste volgorde aan door middel van de letters -a-, -b- en -c- en soms ook met behulp van elkaar kruisende lijnen die deze letters met de betrokken verzen verbinden. We hebben in deze gevallen de gemarkeerde verzen steeds meteen in de door de kopiist geïntendeerde volgorde geplaatst en de verplaatsing in een noot gesignaleerd. Dat heeft het voordeel dat de verstelling in deze gevallen parallel loopt met die uit de editie Weddige 2002 en ook met de gereconstrueerde Nederlandse en de Duitse tekst in de derde en vierde tekstlaag.

Verstelling: De verzen in de transcriptie zijn doorlopend genummerd, waarbij rekening is gehouden met de verstelling in de editie van Hilkert Weddige om beide uitgaven vergelijkbaar te maken. Dat heeft slechts een klein aantal onregelmatigheden tot gevolg. De grootste daarvan is wel dat de verzen 21369a-21369e, die door Ludwig Flúgel per vergissing twee keer zijn afgeschreven, niet ook dubbel geteld zijn.

Verplaatste tekstblokken: Zoals bekend heeft Flúgel op twee plaatsen telkens twee tekstblokken van elk ca. 26 verzen in de omgekeerde volgorde gekopieerd (verzen 5436-5461 en 5462-5488 resp. 18468-18493 en 18494-18520, zie boven). De transcriptie geeft in dit geval de tekst weer zoals hij in het handschrift staat. In een noot wordt op de verplaatsing attent gemaakt. Dat garandeert de parallellie met het facsimile en de gelijklopende telling met de editie van Weddige. In de tekstreconstructie en de Duitse vertaling hebben we de betrokken verzen daarentegen in de goede volgorde geplaatst en navenant genummerd.

Noten: In de transcriptie hebben we drie verschillende soorten noten gebruikt: (1) hoofdstuknummering, (2) paleografisch-codicologische aantekeningen en (3) Weddige-noten.

Het begrip ‚hoofdstuknummering‘ is hier geenszins adequaat gebruikt. In principe hebben overal waar een een initiaal of een lombarde (grote rode letter) verschijnt, het volgende tekstgedeelte van een doorlopende nummering voorzien. Dat vertoont weliswaar overeenkomst met een moderne hoofdstuknummering, maar inhoudelijk bekeken zouden moderne lezers de tekst waarschijnlijk op een andere manier structuren. Het voordeel van deze telling is alweer dat ze een snelle vergelijking met Weddige 2002 mogelijk maakt, waar deze nummering op een prominente manier aanwezig is.

Paleografisch-codicologische aantekeningen signaleren bijzonderheden in het manuscript zoals bijvoorbeeld toevoegingen en schrappingen, paragraaftekens, lacunes, opvallende veranderingen van het schriftbeeld, twijfelgevallen en dergelijke.

Weddige-noten betreffen afwijkende lezingen van onze transcriptie tegenover de editie van Hilkert Weddige. We hebben hier uiteraard niet elk detail geregistreerd, maar alleen plaatsen waar de afwijkende lezing tot een divergerend tekstbegrip heeft geleid. Geregistreerd zijn hier ook een aantal ontbrekende woorden en in een enkel geval een verdwenen versregel (vers 626).

 

 


 

[1] Het is niet achterhaalbaar welk aandeel de op de titelbladzijde genoemde neerlandici Theo J.A. Broers en Hans van Dijk aan deze editie hebben gehad.

[2] Allografen zijn afwijkende schrijfwijzen voor dezelfde letter naar gelang van bijvoorbeeld de plaats die deze in het woord inneemt (zoals bijvoorbeeld -i- en -j-, -u- en -v- e.d.).

[3] Aparte gevallen waarvoor geen adequate transcriptie ter beschikking stond zijn te vinden op de regels 398 en 3995 (telkens een -v- met superscripte -e-, 11088 (-v- met superscripte -o-) en  21081 (-u- met superscripte -v-).

[4] Als verwijsteken fungeert meestal een klein haakje onder of boven de regel.

 

Het facsimile <— —> De reconstructie van de Nederlandse tekst